De dagelijkse danse macabre in media en politiek


Gepubliceerd in:
de Volkskrant 23 november 2013

Wie niet op tv komt bestaat niet. En al helemaal niet in de politiek. ‘De minister-president kan het zich veroorloven te weigeren en de vicepresident van de Raad van State. Dan heb je het wel een beetje gehad,’ aldus Tijs van den Brink, die met Andries Knevel (goeie naam) geregeld politici de maat neemt. Een redacteur van Pauw & Witteman vindt het een ‘democratische verplichting’ dat politici zich in zijn programma laten ondervragen. Hij is verontwaardigd dat CDA-minister Hans Hillen een keer niet wilde komen om verantwoording af te leggen.

Op tv, of roemloos ten onder schetst in een reeks goed aan elkaar geschreven vraaggesprekken met politici, tv-makers, spindoctors en andere betrokkenen hoe de dictatuur van de tv een ‘mediacratie’ heeft gevestigd. In de vestibule van de Tweede Kamer, door Jan Marijnissen niet ongeestig ‘de afwerkplek’ gedoopt, draaien journalisten, kamerleden, media-adviseurs en bemiddelaars bronstig om elkaar heen en proberen oogcontact te maken voor een snelle deal. Politici hunkeren naar roem en die bestaat hoofdzakelijk uit het aantal seconden dat je op tv verschijnt. Als kamerleden de camera’s niet weten te vinden, keren ze na de verkiezingen niet meer terug. Leden van het kabinet willen dolgraag in beeld om te laten zien hoe aardig ze zijn.

‘Van alle dwaasheden in de wereld’, aldus Montaigne (1533-1592) in zijn volgende week uitkomende essays over roem, ‘is het zich druk maken om roem en eer de meest algemeen geaccepteerde.’ En dat terwijl roem zo vergankelijk is. In de afgelopen anderhalf duizend jaar zijn ‘niet alleen de veldheren, maar zelfs veldslagen en overwinningen volstrekt in de vergetelheid geraakt.’ Montaigne vindt de zucht naar roem onder kunstenaars en schrijvers nog wel te verteren, in moreel en politiek handelen moeten echter de daden zich bewijzen, niet het rondbazuinen van hoe geweldig je bent.

Die kan Ronald Plasterk in zijn zak steken. De ‘minister van Feesten en Partijen’ krijgt maar geen genoeg van de media en vertoont zich met een zwierige hoed waar hij kan. Tot ergernis van veel partijgenoten verscheen hij in 2011 (als kamerlid) in het tv-programma House Ibiza van PowNed, de omroep die onder zijn bewind tot het publieke bestel was toegelaten. Hij liet zich door Rutger Castricum in een Hummer afhalen en meteen ging de champagne open om te drinken op ‘de man die het voor ons allemaal mogelijk maakte, ome Roon.’

Nog altijd hoor je dat de politiek zich te lang heeft verborgen voor het volk. Op tv, of roemloos ten onder weerlegt dat en illustreert mooi, hoe weliswaar de tv de afstand tussen politici en kiezers heeft verkleind, maar hoe daarmee het vertrouwen van de kiezer juist eerder is gedaald dan toegenomen. Vooral autoriteiten kunnen zich beter niet te veel door hun ijdelheid laten meeslepen in quizzen, spelletjes en ander vertoon van gezelligheid en lol. Bestuurders moeten hun werk uitvoeren en niet populair gaan doen. Montaigne vertelt hoe ene Fabius liever zijn gezag door ongefundeerde meningen van het volk aan flarden liet scheuren ‘dan dat hij met een gunstige reputatie en de instemming van het volk zijn taak minder goed uitvoerde.’

Van die houding getuigde Hans Hillen tijdens zijn ministerschap. Eerder had ‘de Raspoetin van het CDA’ de media niet geschuwd, als lid van de regering beperkte hij zich echter tot informatieve programma’s als Buitenhof en Nieuwsuur. Als minister moet je niet je eigen gezag in talkshows en ander amusement ondermijnen, aldus Hillen. ‘Ik voelde me daar als persoon niet boven verheven, maar als minister van Defensie wel.’ Job Cohen krijgt het woord over zijn ongemakkelijke ervaringen met de media en vreest dat bestuurlijk talent politiek Den Haag zal mijden, omdat het geen zin heeft zich ‘door de media zo te laten afzeiken.’

De auteurs geven Hillen in hun boek te weinig krediet, want distantie van de tv is precies waar ze zelf op de laatste bladzijden op uitkomen. Ze ontwaren een kentering in de danse macabre van politiek en pers in het beleid van het huidige kabinet, en bespreken met waardering de terughoudendheid van Lodewijk Asscher en Jeroen Dijsselbloem. Een verstandige, zij het ook wat armoedige conclusie. Want voor bewindslieden mag dat een goede houding zijn, voor kamerleden en andere politici biedt zo’n aanpak geen soelaas. Die spartelen in de in dit boek met verve beschreven houdgreep van een door kijkcijfers geobsedeerde tv. In de huidige mediacratie gaan ze er aan wanneer ze Montaignes raad volgen om de roem te minachten en als Epicurus in het verborgene te leven. Wat moeten ze doen?

Op tv, of roemloos ten onder is doorspekt met recente voorbeelden van hoe de media politici lanceren en afmaken, van Tofik Dibi tot Agnes Kant, van Vogelaar tot John Leerdam en van Jolande Sap tot Emile Roemer. Ook de spelers van de tv worden sprekend opgevoerd: van vervlogen helden als Mies Bouman en Koos Postema, tot de ijdele spindoctor Frits Wester; van de binnenkort vertrekkende Ferry Mingelen tot Jeroen Pauw en Paul Witteman. Alleen, waarom komt De Wereld Draait Door nergens aan het woord, en mag de zo vaak besproken Rutger Castricum niks zeggen? Het kan best dat ze weigerden en in de publiciteit slechts lafhartig de eigen microfoon en camera vast willen houden, maar dan had ik dat graag gelezen. En waarom worden vier PvdA-ministers in het huidige kabinet doorgelicht en is er geen enkele belangstelling voor de VVD?

De schrijvers weten bovendien hun neiging om wat diepgaander over tv na te denken goed te onderdrukken. Er is veel over de wurggreep van politiek en media gepubliceerd en hoewel enkele titels achterin worden genoemd komen ze zelf aan analyse niet toe. Het is verder vreemd je tot de tv te beperken en de sociale media buiten beschouwing te laten. Geert Wilders mijdt de tv en kan zich dat kennelijk, net als de premier en die vicepresident, veroorloven. De talkshowredacteuren krabben kwijlend aan zijn deur, dag in dag uit. Ondertussen twittert hij er lustig op los en lacht zich suf om alle aandacht die hij met zijn onzichtbaarheid wekt.

In hoeverre droeg het energieke getwitter van Femke Halsema bij aan haar populariteit? Is het een alternatief voor de tirannie van de tv? Of kijk eens naar het succes van Frans Timmermans. De minister verschijnt in talkshows, is actief op Facebook en nog afgelopen week publiceerde hij in de Financial Times een spraakmakend artikel over de nabije toekomst van Europa. Helpt die multimediale strategie hem niet om uit de houdgreep van de tv te blijven?

Margalith Kleijwegt & Max van Weezel. Op tv, of roemloos ten onder. Uitgeverij Balans, 232 pagina’s, €16.95. Michel de Montaigne. Over roem  (vertaling Frank de Graaff), Boom Kleine klassieken, 112 pagina’s, € 9,95.