Rechten van mens en plant: over Thomas Paine en Mancuso


Gepubliceerd in:
NRC Handelsblad 25 september 2020

Wereldwijd staan de mensenrechten onder druk en ook die rechten zelf worden steeds vaker ter discussie gesteld. Zien we niet telkens hoe deze typisch westerse waarden, zo klinkt het in China en elders, ten onrechte als iets universeels aan anderen worden opgedrongen? Wie denken Europa en Noord-Amerika wel dat ze zijn om met hun koloniale en imperialistische verleden anderen op die manier de maat te nemen?

Toch valt het belang van de Verklaring van de rechten van de mens (1948) nauwelijks te ontkennen als uitgangspunt voor rechtvaardigheid op aarde en voor bescherming van het individu, al zou die explicieter uit kunnen gaan van tradities uit meerdere continenten. De oerversie van de verklaring stamt namelijk uit de Franse Revolutie.

Ze was het resultaat van het streven naar vrijheid, gelijkheid en menselijke waardigheid tijdens de achttiende-eeuwse Verlichting. Kort daarna publiceerde de Engelsman Thomas Paine De rechten van de mens (1791/2) waarin hij de revolutie hartstochtelijk verdedigde tegen de succesvolle aanvallen van Edmund Burke. Het in twee delen verschenen boek hinkt op meerdere gedachten. Het geselt Burkes Reflections on the Revolution in France (1790), een ‘door wrok, vooroordeel en onwetendheid (…) wijdlopige tirade’, terwijl het tegelijk een interpretatie van de revolutie biedt en ideeën over een rechtvaardige samenleving ontwikkelt. Het is een ironische speling van het lot dat Paine zelf  in 1793, inmiddels als Frans revolutionair, door Robespierre wordt gearresteerd en ternauwernood aan de guillotine zal ontsnappen.

Afbeeldingsresultaat voor rechten thomas painePaine was niet zomaar iemand. In 1774 ging hij naar Amerika waar hij in woord en geschrift bijdroeg aan de Amerikaanse Revolutie, die aan de Franse voorafging. De nieuwe Verenigde Staten toonden hoe een staatsinrichting mogelijk was met representatieve vertegenwoordiging en vrijheid voor allen. Dat de oorspronkelijke bewoners hierbij hun land hadden moeten opofferen, en vaak ook hun leven, bleef ondanks die universele mensenrechten buiten beschouwing, net als de door Paine overigens wel expliciet verworpen slavernij.

Tegenover zijn denkbeeldig vreedzame model van Amerika staat de op geweld berustende Europese monarchie. Deze gaat volgens Paine namelijk altijd terug op verovering en oorlog en is gebaseerd op zoiets irrationeels als erfopvolging. Een regering dient echter te worden beteugeld door een grondwet, die uit het volk voortkomt en het valt de Engelsen aan te rekenen dat ze niet zo’n grondwet hebben en bovendien behalve de koning ook de aristocratie in het zadel houden.

De adel vindt hij een kinderachtig fenomeen. Herhaaldelijk associeert hij deze klasse met de bespottelijke ‘ridderlijkheid’ van Don Quichotte. Met de verdrijving ervan heeft Frankrijk zichzelf, anders dan Burke meent, niet genivelleerd, maar juist verheven. In lijn met de Verlichting ziet Paine de aristocratie als een groep profiteurs, die door zijn beperkte omvang onderlinge huwelijken sluit en zo geneigd is te degenereren. Hij biedt hier geen weerstand aan het antisemitisme van zijn tijd en noemt de joden als ander voorbeeld van zulke degeneratie.

Zijn boek heeft vooral Engeland als mikpunt. Daar kijken ze voor de ideale staatsvorm naar het verleden en al die tradities en irrationele gebruiken mogen dan door Burke worden toegejuicht, in dit ‘tijdperk van revoluties’ kun je je beter op de toekomst richten, op wat ‘natuurlijk’ is. En dan kom je vanzelf op mensenrechten uit. De mens is immers van nature vrij en gelijk aan alle anderen.

De rechten van de mens is eerder een invloedrijke verkondiger van zulke ideeën dan een filosofische uitwerking of fundering ervan. Maar het revolutionaire elan van dit gelijkheidsdenken blijft relevant. Zijn principiële verschillen tussen mensen wel natuurlijk? En als dat niet zo is, bestaat er dan wel zo’n natuurlijke, radicale grens tussen mens en dier? Menig filosoof ondermijnt tegenwoordig zulke principiële verschillen en bepleit op grond daarvan ook universele rechten voor het dier.

In die denktrant wekt het geen verwondering dat je dezelfde vragen kunt stellen over de plantenwereld. Heeft niet alles wat leeft een fundamenteel recht op dat leven, zeker gezien de enorme ecologische crisis waarin we terecht zijn gekomen?  Wanneer kan iets of iemand ergens rechten aan ontlenen? In De universele rechten van de plant presenteert de Florentijnse hoogleraar Stefano Mancuso een plantenrechten-verklaring in acht artikelen. Hij gaat er prat op geen jurist te zijn wat hem kennelijk een vrijbrief geeft volkomen associatief uit te pakken. Afbeeldingsresultaat voor rechten planten

Mancuso ligt niet wakker van alles overwoekerende bramen, verstikkende klimop, de gifitige dolle kervel, het industriële raaigras, de stinkende gouwe, de burgerlijke geranium of de treurwilg: voor hem zijn alle planten goed. Dat ze ‘kunnen voelen, en zelfs beter dan dieren, staat inmiddels onomstotelijk vast,’ poneert hij. En dat ze tegelijk met hun bladerpracht hun buurman het onmisbare zonlicht ontnemen en in het duister met hun wortelstelsel een onophoudelijke strijd op leven en dood met elkaar voeren, vol broodroof en verwurging, schaart hij onbezorgd onder samenwerking en symbiose. Op die manier kun je ook de loopgravenoorlog uit de Eerste Wereldoorlog of de martel- en moordpartijen in Syrië als ‘samenwerking’ opvatten.

En wanneer je de Natie van Planten allerlei dingen laat ‘erkennen’en ‘respecteren’, projecteer je dan geen eigenschappen van de kwaadaardige mens op die idyllische plantenwereld? Het is jammer dat Mancuso naast het recht ook de hedendaagse filosofie geheel aan zich voorbij laat gaan, waarin volop en kritisch wordt nagedacht over de traditionele grenzen tussen mens, dier, plant en machine.

Nu blinkt Thomas Paine evenmin uit in filosofische of juridische inzichten, maar zijn gedreven en vooruitziende argumenten om tot een rechtvaardiger samenleving te komen en zijn heroïsche strijd als publiek intellectueel laten het haast vegetatieve associëren van de populaire Italiaanse bioloog wel ver achter zich.

Thomas Paine. De rechten van de mens. Vertaling en inleiding Jabik Veenbaas. Wereldbibliotheek, 384 blz.; Stefano Mancuso. De universele rechten van de plant. Vertaling Etta Maris. Cossee, 136 blz.