Geloven in fictie. Paul Austers roman Baumgartner (2023)


Gepubliceerd in:
Filosofie Magazine nr. 1 (2024)

De hoofdpersoon van Paul Austers roman Baumgartner is een filosoof. Om precies te zijn: een fenomenoloog uit Princeton. Hij is bijna met pensioen, gepromoveerd op Merleau Ponty en schreef verder over fantoompijn, de pseudoniemen van Kierkegaard en over de negentiende-eeuwse dichter, filosoof en activist Henry David Thoreau. Is Baumgartner daarmee ook een filosofische roman?

Lang dacht ik dat zoiets als een filosofische roman eigenlijk helemaal niet bestond. Omdat ik zelf filosoof was en literair actief, als dichter en criticus, vond ik – misschien om greep te houden op wat ik zelf deed – dat we filosofie en literatuur het beste duidelijk konden scheiden. Want hebben filosofische romans niet iets geforceerds, zoals Harry Mulisch en Pascal Mercier lieten zien? Zelfs een geweldig boek als De toverberg van Thomas Mann leek te ontsporen wanneer de filosofen Naphta en Settembrini elkaar in eindeloze dialogen te lijf gingen.

En waar omgekeerd de filosofie een beroep op literaire dubbelzinnigheid begon te doen, als bij Derrida, Heidegger of Žižek, kreeg ik vaak de kriebels. Moest filosofie niet zaken verhelderen, waar literatuur op haar beurt juist diende te illustreren dat de wereld ingewikkelder was dan ze leek? Had Wittgenstein ons niet geleerd dat er een fundamenteel verschil bestond tussen beschrijven (wetenschap, filosofie) en tonen (literatuur, kunst, moreel gedrag)?

In Paul Austers roman publiceert hoofdpersoon Baumgartner de gedichten van zijn overleden vrouw Anna en dat wordt een bescheiden succes. Bij het doornemen van haar papieren stuit hij bovendien op het verslag van haar persoonlijke geschiedenis, terwijl hij ook op zijn eigen leven terugkijkt. Zijn moeder heet Auster, waarmee de schrijver zich onopvallend zijn boek in schrijft, zoals hij dat al eens eerder deed. Baumgartners grootvader met de naam Auster stamt uit de joodse gemeenschap in Oekraïne.

Hij vertelt vervolgens hoe hij daar enkele jaren geleden een congres in Lviv bezocht. Uit nieuwsgierigheid gaat hij naar het naburige stadje van die grootvader, waar in de oorlog tienduizenden joden op gruwelijke wijze zijn vermoord. Daar hoort hij van een dichter, hoe bij de komst van de Russen ook de nog levende helft van de bevolking het stadje is ontvlucht, waarna honderden wolven er hun intrek zouden hebben genomen. De vader van de dichter heeft ze helpen uitroeien, zodat Russische militairen er met hun gezinnen konden gaan wonen.

Baumgartner schrijft zijn herinnering op terwijl hij zich afvraagt of het verhaal van de wolven eigenlijk wel waar is. Alsof nu toch de filosoof in hem ontwaakt. Als een verhaal, noteert hij, ‘zo verbluffend en zo sterk is dat het je mond laat openvallen en je het gevoel geeft dat het je hele kijk op het bestaan veranderd, vergroot of verdiept heeft, maakt het dan nog uit of het verhaal wel of niet waar is?’

Hij vindt filmbeelden waarop Sovjettroepen de stad binnen trekken. Geen wolf te zien. Maar dat zegt niks. Hij kiest ervoor het verhaal te geloven. Daarmee betoont hij zich eerder een schrijver dan de filosoof die Paul Auster van hem heeft gemaakt. Zou immers een filosoof uit Princeton zo lichtvaardig met het waarheidsbegrip omspringen? Bovendien is geloof in fictie, waar het de holocaust betreft, op zijn zachtst gezegd problematisch, al valt Baumgartners standpunt natuurlijk niet samen met dat van de schrijver. Een schrijver toont, hij ‘beweert’ niks.

Niettemin lijkt Paul Auster de filosofie niet al te serieus te nemen. Zijn hoofdpersoon mag van beroep filosoof zijn, als hij gynaecoloog of accountant was geweest had dat voor het verhaal en de strekking ervan niet veel uitgemaakt. Het boek waaraan Baumgartner werkt, Geheimen van het wiel, kan net zo goed het soort amateuristisch conterfeitsel zijn dat dagelijks bij uitgeverijen in de bus valt als een filosofisch relevant betoog van een professional uit Princeton.

Dat sluit echter nog helemaal niet uit dat dit een filosofische roman is. De hoofdpersoon van Jean-Paul Sartres La nausée is ook geen filosoof en toch wordt deze roman doorgaans opgevat als een literaire uitdrukking van de filosofie van het existentialisme. Alleen kon ik uiteindelijk niet zo veel filosofische diepgang in Baumgartner ontdekken, al las ik het in één ruk uit, tot voorbij het open einde. Want Paul Auster kan wel schrijven.

Paul Auster, Baumgartner. Een roman. Vertaling Ronald Vlek, De Bezige Bij, 206 p.