Dantes hel: Tranen tot aan de bilspleet


Gepubliceerd in:
de Volkskrant 31 juli 2009

Het rijm is magistraal en de gedachtenrijkdom overvloedig. Maar het is vooral Dantes verbluffend beeldende vermogen dat zijn Divina Commedia na 700 jaar nog altijd tot een overrompelend leerdicht maakt. Wanneer Dante onder leiding van Vergilius in de Achtste Hellekring afdaalt, ziet hij in het tweede ravijn bijvoorbeeld de gedoemde zielen van de slijmerds rondwaren. Zij zijn in excrementen ondergedompeld en krabben onder luid gesnuif de drek van hun lijf. De randen van het ravijn zijn evenzeer door stront bedekt en het stinkt er, inderdaad, als de hel.

Even later barst Dante in snikken uit wanneer hij bij de zielen van de waarzeggers komt. Waar zij bij leven anderen bedrogen door de toekomst te voorspellen zijn ze nu gedwongen eeuwig achterom te kijken: hun hoofden zitten achterstevoren zodat hun tranen over hun rug stromen tot in de bilspleet. En in het vijfde ravijn bestraffen duivels de aardse corruptie door zielen vanaf een brug in de kokende pek werpen. Onder die brug staan anderen klaar om wie bovenkomt met spiezen te doorboren. Het doet Dante denken aan de koksmaatjes die in grote ketels het vlees in de olie ondergedompeld houden met een vork. Elders weer houdt hij zijn oren dicht vanwege het afschuwelijke gekrijs.

Bij Dante (1265 -1321) tellen alle zintuigen mee. De lezer ruikt de stank, hoort het geschreeuw en ziet de gruwelijke details, die hem met treffende vergelijkingen worden ingepeperd, als van die koksmaatjes. De evocatie van helse taferelen doet vaak niet onder voor de vijftiende-eeuwse schilderijen van Jeroen Bosch en we krijgen er gratis de geuren en geluiden bij. We horen zuchten, briesen en krijsen temidden van een lucht van brand, drek en zwavel. Die zintuigelijke kant van Dantes werk krijgt volop aandacht in Barbara Reynolds onlangs in het Nederlands verschenen boek over Dante.

De Britse Dante-specialiste was in de negentig toen het verscheen. Zij werd bekend toen ze de vertaling van de Commedia voltooide van haar in 1957 overleden vriendin Dorothy Sayers. Het ging om de laatste dertien canto’s en dat is vreemd, want uitgerekend deze dertien hoofdstukken ontbraken volgens Dantes eerste biograaf Bocaccio toen hij stierf. Dante zou in een droom aan zijn zoon zijn verschenen en hem een nis in de muur van zijn kamer hebben gewezen, waar hij de canto’s had verstopt. Voor de spannende wereld van de Dante-receptie hebben we vertellers als Dan Brown helemaal niet nodig.

De titel van Dante. De dichter, de denker, de mens, het eerste hoofdstuk en de flapteksten suggereren dat we met een biografie te maken hebben, maar dat is niet zo. Reynolds geeft een overzicht en interpretatie van Dantes werk en baseert dat geregeld op zijn leven, al is daar eigenlijk weinig over bekend. Achter die benadering schuilt de romantische opvatting, dat schrijvers in hun werk de diepste roerselen van hun ziel uitdrukken, wat in Dantes tijd vermoedelijk zelden het geval was.

Zo speculeert Reynolds bij een scène uit het Purgatorio dat Dantes verdriet over de dood van zijn vader bij de totstandkoming een rol heeft gespeeld, alleen is daar geen enkele aanleiding voor. En de negentiende-eeuws aandoende passage in het begin, waarin ze het hersengewicht van het genie vermeldt (1470 gram) en het volume (1700 cc, tegenover een volume bij Petrarca van 1481 cc) maakt het moeilijk, de rest van het boek nog serieus te nemen.

Dat zou jammer zijn, want deze ouderwetse Dante-geleerde heeft genoeg opmerkelijks te melden. Om te beginnen wijst ze erop, dat veel teksten van Dante geschreven zijn om te worden voorgedragen, wat gezien de pas veel latere uitvinding van de boekdrukkunst inderdaad aannemelijk is. Zo werd de Commedia weliwaar geen toneelstuk, maar staan het briljante rijm, de afwisseling in scènes, het beeldend vermogen en Dantes politieke engagement  wel in een ander licht.

Verder legt Reynolds uit hoe de structuur van de ridderroman aan de Commedia ten grondslag ligt. Zoals de Arthurromans en andere middeleeuwse ridderverhalen de queeste naar een vrouw behelzen, die de ridder een boodschapper stuurt, zo is Dante onder leiding van de gids Vergilius op zoek naar zijn Beatrice, die hij uiteindelijk in het Paradijs ontmoet. Daarnaast wijst Reynolds op het preek-karakter van het grote leerdicht en op de politieke boodschap. Dante was immers voorgoed uit Florence verbannen en steunde het keizerlijk gezag, terwijl hij de machinaties van de Paus bestreed die er voor zorgden dat hij nooit meer naar zijn geboortestad terug kon keren.

Mooi is de observatie, dat zo’n verbanning in die tijd een bijna fysieke sensatie was. De beslotenheid van de ommuurde steden garandeerde in deze tijden van oorlog en chaos een gevoel van veiligheid en saamhorigheid. Uitgestoten worden betekende een nieuwe beschermde omgeving zoeken, ver weg, met verbreking van alle intieme en persoonlijke contacten.

Reynolds presenteert verschillende ontdekkingen en vondsten maar speculeert er ook vrolijk op los, zonder zich tot andere Dante-onderzoekers te verhouden. Ze suggereert dat Dante voor zijn visionaire passages drugs gebruikte. Noemt hij bij een visioen niet ene Glaucus uit de Metamorfosen van Ovidius, die een kruid at dat hem in vervoering bracht? En ze schrijft hem minstens twee homoseksuele verhoudingen toe, evenmin met enig serieus spoor van bewijs. De stelligheid van haar associaties verspreidt zelf een lichte cannabisgeur.

Als commentaar bij het lezen van Dante is dit boek voor de niet wetenschappelijk ingestelde lezer echter een plezier. Zo doemt in het ravijn van de tweedrachtzaaiers en intriganten ene Bertran de Born op. Hij draagt zijn afgeslagen hoofd aan de haren, alsof hij zichzelf met een lantaarn bijlicht, een toepasselijke straf voor wie de eenheid ondermijnt. Reynolds laat mooi zien hoe het canto met Dantes meesterlijk rijm in een hartverscheurende klacht eindigt. Het hoofd kijkt de reizigers aan en roept rijmend op de eerdere woorden come en chiome: ‘Oh me!’ – Wee mij!

Barbara Reynolds: Dante. De dichter, de denker, de mens. Ambo, 547 pagina’s, € 45.-