Mijne heren, het is vijf uur. Biografie van Henri Bergson


Henri Bergson
Gepubliceerd in:
NRC 23 mei 2025

Het overlijden van Henri Bergson, schreef de Amerikaanse filosoof Irwin Edman, kwam in 1941 als een schok, ‘juist omdat iedereen dacht dat hij allang dood was.’

Zijn opmerking vat het publieke leven van de Franse denker goed samen. Rond de eeuwwisseling stond Bergsons ster namelijk nog hoog aan het firmament. Zijn lezingen aan het Collège de France trokken zo veel bezoekers dat werd overwogen om de Parijse opera af te huren, misschien geen gek idee gezien de bijna muzikale voordracht van zijn filosofie. Met geloken ogen stond hij voor de zaal, aldus de Britse schrijfster Emily Herring in haar zojuist verschenen boek over Bergson. ‘Hij liet een merkwaardige stilte vallen en maakte dan met zijn duim en wijsvinger een gebaar alsof hij een dunne draad uit een kluwen trok.’

In de biografie gaat Herring uitvoerig in op de populariteit van Bergson. Na publicatie van L’evolution créatice (1907), zo schrijft ze, rees zijn roem zodanig dat het publiek excursies naar zijn Zwitserse vakantiehuis begon te organiseren, waar de arme filosoof met zijn vrouw en blinde dochter juist de eenzaamheid zocht. Talloze eerbewijzen vielen hem ten deel. Er werden bij zijn kapper zelfs ‘lokken van zijn steeds dunnere haar gestolen.’

Maar na de Eerste Wereldoorlog werd het geleidelijk stiller rond de filosoof. Misschien omdat hij de publieke lezingen aan het Collège de France had ingeruild voor een leerstoel aan de Sorbonne. Of omdat de ooit als revolutionair beschouwde wijsgeer nu als woordvoerder van het establishment werd gezien, vooral door zijn nationalistische propaganda tijdens de oorlog. Inmiddels was hij ook nog eens lid geworden van de prestigieuze Academie Française. En wie weet heeft ten slotte het smadelijke verloop van zijn publieke discussie over tijd met Albert Einstein een rol in zijn neergang gespeeld.

Wel mocht hij in 1927 nog de Nobelprijs voor literatuur in ontvangst nemen, waaraan de schrijfster maar één zin wijdt. En verder publiceerde hij in 1932 een lang verwacht boek over moraal en religie. Alleen was Frankrijk hem toen al grotendeels vergeten. Geplaagd door kwalen trok hij zich in de jaren dertig steeds meer uit het openbare leven terug en stierf tenslotte in het door de Duitsers bezette, doodse Parijs.

Behalve dat Irwin Edmans opmerking over dat eenzame einde het leven van Bergson goed karakteriseert, zegt hij er onbedoeld tegelijk iets mee over diens filosofische opvatting van tijd. Want tijd is hierin niet louter de meetbare opeenvolging van rigide wegtikkende seconden op onze horloges, er zit ook een dynamisch ervaren, subjectieve kant aan. Objectief was Bergson in de jaren dertig nog niet dood, maar in de terugblik van het grote publiek inmiddels wel.

De subjectief, van binnenuit beleefde tijd noemt Bergson ‘duur’ (durée). Zij staat haaks op de objectieve ervaring van uren, jaren of planeetomwentelingen in de wis- en natuurkunde. Vergelijk het met muziek. Je hebt het notenschrift dat de muziek en ook het tempo definieert en we hebben nu opnames, die we streamen. Deze opnames gaan uiteindelijk terug op de enen en nullen van digitale computertaal. Maar de enen en nullen, noch dat notenschrift, zijn de muziek zelf. Of beter: ze zijn er slechts de objectieve kant van, niet dat waar je door bewogen wordt. Iets vergelijkbaars geldt voor Bergsons begrip van tijd, die van binnen ‘duur’ is. Zoals muziek meer is dan een losse opeenvolging van noten, zo is tijd meer dan de optelsom van losse momenten, meer dan pure chronologie.

Met zulke gedachten probeerde Bergson het hoofd te bieden aan het positivisme van de negentiende eeuw, waarin de mens als product van evolutie en een mechanisch opgevatte werkelijkheid van alle vrijheid leek te zijn beroofd. Zijn metafysica was een pleidooi voor het leven, voor creativiteit en het spirituele die in de wetenschap zo makkelijk aan de kant werden gezet. Emily Herring besteedt uitvoerig aandacht aan het belang van intuïtie en het ‘élan vital’, zij het dat ze die meer als tijdverschijnsel beschrijft dan dat ze Bergsons filosofie in de toenmalige wijsgerige traditie weet te plaatsen.

Haar biografie gaat dan ook meer in op reputatie dan op argumentatie. Zo beschrijft ze hoe de Britse filosoof Bertrand Russell Bergson belachelijk maakte terwijl de Amerikaanse denker William James hem bewonderde. Naar het waarom mag de lezer raden, al kunnen we ons daar bij de immer kritische en analytische Russell wel iets bij voorstellen. Had Bergson eigenlijk hoe dan ook wel een plaats in de filosofische traditie, of was hij een eenling en was het feit dat hij geen school maakte de reden voor zijn snelle verdwijnen?

Misschien hoeft een biograaf zich niet in zulke vragen te verdiepen en richt Herring zich terecht op andere zaken waarmee Bergson werd geconfronteerd. Zo bestond het grootste deel van Bergsons publiek uit vrouwen. Dat paste maar al te goed bij de rol van intuïtie en irrationaliteit in zijn denken, in die jaren nog als typisch vrouwelijk opgevat. Een verslaggever in Londen weet een plaatsje te veroveren bij een uitverkochte lezing en ziet om zich heen ‘een harem’: ‘negen van de tien aanwezigen zijn vrouwen, van wie de meesten halsreikend uitkijken naar wat komen gaat, in veel opzichten zoals mijn katje na een slaapje doet.’

Naast zulke misogyne vooroordelen stuitte de Joodse Bergson ook op het in Frankrijk virulente antisemitisme. Hoewel hij aan het eind van zijn leven steeds meer naar het katholicisme neigde, bekeerde hij zich niet, omdat hij de vervolgde Joden in deze hachelijke tijd niet in de steek wilde laten. Onder de Duitsers weigerde de beroemde filosoof persoonlijke vrijstelling van anti-Joodse maatregelen. Uren stond de verzwakte bejaarde in de kou om zich als Jood te laten registreren. Enkele weken later werd hij ziek en stierf, nadat een priester aan zijn bed was ontboden.

Misschien is het verband tussen dat wachten in de rij en zijn dood mythevorming en het verslag van zijn laatste uur is dat zeker. Maar iets zal er toch van waar zijn geweest. Bergson lag al twaalf uur in coma toen hij plotseling begon te spreken. Nog een uur lang gaf hij helder en verstaanbaar college, met als laatste woorden: ‘Heren, het is vijf uur. Dat was het voor vandaag.’ En stierf.

Emily Herring, Henri Bergson. Een biografie. Uit het Engels vertaald door Henk Moerdijk. Uitgeverij Ten Have, 352 blz.